Hoe om te gaan met ontmaskering.

Uit: de Regenjassendemocratie, uitg. Ravijn, 1990 (uitverkocht)


De ontmaskering van iemand die langere tijd voor de politie of de BVD heeft gewerkt is een pijnlijke geschiedenis. Aangezien het praktisch onmogelijk is de beweging of wat daar voor door gaat kontinu te scannen op mogelijke infiltranten, komen de meeste mollen vanzelf naar boven. Omdat ze het niet meer uithouden, wat het gevolg kan zijn door wantrouwen van de omgeving. Vaak zijn er achteraf gezien onbegrepen 'seintjes' van de infiltrant geweest, waarmee hij heeft aangegeven dat er iets aan de hand was.
In de regel wordt een infiltrant na zijn ontmaskering uitgehoord, worden er een of meerdere lange gesprekken gehouden. Dat is geen eenvoudige zaak.
Afhankelijk van de lust tot praten en de dwang waaronder de bijeenkomsten plaatsvinden, komen er allerlei verhalen boven tafel, die echter niet altijd even betrouwbaar zijn. Bij de beoordeling daarvan moet bedacht worden dat de ontmaskerde infiltrant zich in die situatie niet bepaald op zijn gemak voelt. Hij (of zij) is afgebrand en slaat een flater, voor de BVD èn vrienden & vriendinnen en de beweging. Dat heeft consequenties voor het verhaal dat hij vertelt. Enerzijds heeft hij misschien de neiging niet met alle details op de proppen te komen, anderzijds kan er sprake zijn van overdrijving, de boel mooier voorstellen dan het was. En voor het ontzenuwen van de komplottheorie moet altijd even overwogen worden of de hele ontmaskering niet een onderdeel is van een strategie om de betrokkene of iemand anders onverdacht te maken, of om paniek te zaaien in de scene.

De ervaring leert dat iemand die ontmaskerd wordt práát; het probleem is meer de woordenstroom in een bepaalde richting te leiden. Tegenstrijdige faktoren spelen daarbij een rol. Vlak na de ontmaskering is er nog geen ruimte geweest om na te denken over het eigen gedrag, de vraag of er maatjes verraden worden is vaak erg diep weggestopt. Het praten met de BVD of PID is al langere tijd een normaal onderdeel van het leven, dus erover vertellen lijkt ook niet zo vreemd. Tegelijkertijd geeft open kaart spelen een gevoel van opluchting, een opheffing van de spanning van het verborgene.
Ronnie, die in 1989 in Den Haag naar buiten kwam met zijn verhaal, deed dat ook omdat hij een verplichting voelde ten opzichte van de kraakbeweging. Ondanks dat hij dacht dat hij iets goeds gedaan had, kreeg hij het gevoel dat het steeds meer de verkeerde kant uitging. De PID-ers vindt hij nu niet sympathiek meer. Hij kon er niet meer tegen dat hij de enige was die het wist, werd bang voor krakers èn PID-ers. Hij had een informatiebron voor de beweging willen worden, maar overschatte zichzelf. Achteraf vindt hij dat hij het niet in zijn eentje had moeten doen.

Kontraspionage is een vak, en als het gepruts wordt is het zinloos, dat kan niet vaak genoeg worden gezegd. Als iemand wil proberen de BVD of PID een hak te zetten, moet dat zeer goed voorbereid worden. Voor hen is het hun dagelijks werk, het is geen spelletje, wil je er wat aan hebben dan moet het goed gebeuren. Te vaak wordt er in het kader van veiligheid gekozen voor teveel geheimzinnigheid.

Ook als je alleen een gesprek gaat houden om iemand goed uit te horen, is het belangrijk de zaak goed voor te bereiden. Wàt er wordt onthuld hangt verder voor een groot deel af van degenen die met de infiltrant praten. In de meeste gevallen zijn dat direkt- betrokkenen, mensen uit de omgeving van de infiltrant. Voor hen is vooral van belang wàt er allemaal is doorgegeven: welke akties, over wie is er gepraat, wat waren de panden die ze interessant vonden, enzovoort. Op zich natuurlijk zeer belangrijke vragen om een inschatting te kunnen maken van de schade die de infiltrant heeft aangericht en om inzicht te krijgen in de strategie en taktiek van de inlichtingendiensten.
De achterliggende vragen met betrekking tot operationele werkwijzen van de PID of BVD komen echter vaak tussendoor of pas helemaal op het laatst ter sprake. Wat erg jammer is, omdat feiten als foto's, beschrijvingen van uiterlijk, auto's en kentekens, adressen van kantoren en safe- houses het werk van de diensten aanmerkelijk kan bemoeilijken. Bovendien kan praktische informatie inzicht verschaffen in de daadwerkelijke kracht en grootte van het apparaat dat ons in de gaten houdt. Daarmee kan een betere inschatting gemaakt worden.

Dus:
1.
Stel een groepje samen van betrouwbare mensen met wie aan de zaak gewerkt gaat worden.
Dit groepje zou moeten bestaan uit:
a. mensen die direkt betrokken zijn, uit kringen waarin geïnfiltreerd werd, om de schade te beoordelen;
b. mensen die de persoon in kwestie wat beter kennen om te bedenken hoe er met hem of haar gepraat moet worden en om het waarheidsgehalte van de verhalen te beoordelen;
c. mensen met meer achtergrondkennis over de politie en inlichtingendiensten voor het opvissen van achtergrondinfo;
d. voor zover nog niet aanwezig: mensen die goed zijn in gesprekstechnieken;

2.
Maak een lijst met dingen die je wilt vragen.
Ter ondersteuning hebben we hier al een lijst bijgevoegd, niet om zo achter elkaar af te vuren maar als aandachtspunten.

3.
Bespreek hoe je het gesprek gaat aanpakken.
Grote kans dat het verhaal van de infiltrant een grote warboel is, van de hak op de tak, zonder dat er een duidelijke lijn in zit. Dit kan als voordeel hebben dat er meer gezegd wordt dan bij een strikte ondervraging. Risiko is wel dat je zelf ook de draad kwijtraakt.

4.
Bedenk wie het gesprek gaan voeren.
Twee of drie mensen is genoeg. Een of twee voor het voeren van het eigenlijke gesprek, waarbij het goed is om een rolverdeling af te spreken. Degene die niet aan het woord is kijkt hoe het gesprek gaat, wat er aan bod komt, hoe degene die uitgehoord wordt reageert op vragen en probeert te beoordelen of er gelogen wordt.

5.
Zorg voor zo min mogelijk stress.
Ga niet nachten achter elkaar zitten praten, maar wissel het ondervragingsteam af. Zorg voor genoeg slaap en eten. Neem de tijd om tussentijds te evalueren en te bekijken of het nog zin heeft (op dat moment) door te gaan. De druk opvoeren tijdens een gesprek heeft alleen zin als je zelf de macht over het stuur houdt.

6.
Openheid.
Probeer je eigen paranoïa op waarde te schatten, niet met bivakmutsen op gaan zitten verhoren. Kies voor zover dat kan voor openheid. Het enige wapen dat er is tegen geheime diensten is het bekend maken van hun sneaky praktijken en je er zelf zo min mogelijk aan schuldig maken.

7.
Publiciteit.
Neem alles op op de band. Stel benadeelde mensen zo snel mogelijk op de hoogte. Maak een verslag van de belangrijkste onderdelen voor de mensen die dat moeten hebben. Geef nuttige informatie door aan aktieblaadjes of Jansen & Janssen. En publiceer er over, maak duidelijk wat er aan de hand is. Anders lukt het ze ondanks de ontmaskering toch nog een hoop schade aan te richten. Meer dan nodig is.

Lijst met mogelijke vragen.

Over de benadering & het kontakt

Over de runners

Over het werk

Wat stond er tegenover?

Over de persoon van de infiltrant

De ontmaskering

Voor de groep

Voor anderen

Maatregelen:


Evel