Material Girl

Ien Ang, Desperatly Seeking the Audience

Gepubliceerd in Andere Cinema, 1991


Was voor marxisten en andere Oostblokkijkers 1989 het jaar van de waarheid, omdat toen in één klap al hun kennis tot de geschiedenis behoorde - voor televisiedeskundigen ligt dat schisma natuurlijk bij de Golfoorlog.
Al bijna vergeten thema's als de macht van de media en de televisie als spreekbuis van de gevestigde orde kregen een geheel nieuwe dimensie. Sneller dan iemand had kunnen verwachten maakte CNN van de wereld een Global Village, werden we via Schwarzkopf's videovertoningen geïntroduceerd in een 'virtual reality' die met de gruwelijke werkelijkheid niets meer te maken had en werden wij als publiek gedegradeerd tot de essentie van ons bestaan: tot toevallige toeschouwers in verregaande staat van immanentie. (innocent passer-by).

'Desperately seeking the audience', het proefschrift van Ien Ang verscheen in 1991, maar werd in de jaren daarvoor geschreven. Het boek kan dus alleen al daarom slechts beoordeeld worden in die specifieke historische kontekst.
Maar de schrijfster had al naam gemaakt. Ien Ang verwierf internationaal bekendheid met haar grensverleggende onderzoek naar de populariteit van soap-opera's. Tot dan toe was de Amerikaanse pulp binnen de televisietheorie not done, àls er al over geschreven werd dan was het zwaar veroordelend. Dat in 'Het geval Dallas' (SUA 1982) het kijkplezier en de prettige verslaving aan melodrama centraal stonden betekende een doorbraak. Zelf felle feministes kwamen er voor uit niet zonder Dallas te kunnen.
Iemand die vanuit haar fascinatie zo'n kritische positie inneemt, daar valt wat van te verwachten: Ien Ang, to be continued.

Na de bestudering van het tv-kijken in de sfeer van het dagelijks leven, wilde de onderzoekster weten hoe daar aan de produktiezijde mee omgegaan wordt. Of liever gezegd, hoe er bij de televisie aan het publiek voorbij gegaan wordt. Uitgangspunt was de voor Ang shockerende konstatering dat het bij kijkersonderzoek in Amerika maar om één ding draait: "delivering audiences to the advertisers", zonder een spoor van cynisme of ironie. Helaas komt ze op die kommerciële belangen later niet meer terug.
Het grootste deel van het boek wordt in beslag genomen door een vergelijkend warenonderzoek tussen het Amerikaanse, kommerciële bestel en het Europese publieke bestel. De respektievelijke delen II 'Het-publiek-als-markt' en III 'Het-publiek-als-toeschouwer' geven een nogal tamme beschrijving van een groot aantal voorspelbare verschillen. De konklusie is dat beide systemen uiteindelijk op een alleszins vergelijkbare manier met het publiek omgaan. En hoe dat in zijn werk gaat had ze eigenlijk al uitgelegd in deel I 'De verovering van het publiek', namelijk als volgt.

Het televisie publiek wordt vrij vanzelfsprekend gedefinieerd als een onbekende maar te onderzoeken hoeveelheid mensen, niet meer en niet minder. Het is een uitvinding, door de televisie gebruikt voor haar eigen reproduktie en rechtvaardiging van haar bestaan.

Zo wordt het publiek getransformeerd tot een imaginaire massa. Met de dagelijkse realiteit van het televisie kijken heeft dit niets te maken. Ien Ang vindt dat symplistisch empirisch onderzoek teveel uitgaat van tv-kijken als aktiviteit, terwijl tv- kijken volgens haar altijd gedrag-in-kontekst is. Neem bijvoorbeeld de man die thuiskomt, zijn vrouw voorbijloopt en naar het kastje beent, hem aanzet en vervolgens op de bank neerploft: "pushing the button doesn't signify 'I would like to watch this' but rather 'I would like to hear and see nothing'."

Nadat Ien Ang heeft vastgesteld dat er sprake is van een epistemologische krisis nu de televisie aan beide zijden van de oceaan geen vat meer heeft op het publiek, wordt ze lyrisch over de mogelijkheden om op deze ruïnes een nieuwe vorm van wetenschap te ontwikkelen. Helaas staan in de Konklusies niet meer dan de kontouren van haar alternatief dat ze naar Knorr-Cetina 'methodologisch situationalisme' noemt. Wat wij daaronder moeten verstaan:
"de erkenning van het feit dat de belevingswereld van de reeël bestaande toeschouwers alleen maar vormkrijgt door zorgvuldig bestudeerde, omgevingsgebonden manieren waarop mensen de televisie tegemoettreden, gebruiken, interpreteren, ervan genieten en erover denken en praten."
"In plaats van streven naar voorspelbaarheid en kontroleerbaarheid, moet er gestreefd worden naar een ander soort van kennis, naar ethnografisch begrip, een vorm van interpreterend weten dat tot doel heeft onze gevoeligheid voor de kleinste details van de manier waarop reeël bestaande mensen omgaan met televisie in hun dagelijks leven te vergroten."

Het lijkt wel of Ien Ang het liefst de soap-opera rond het tv- kijken in ieder afzonderlijk huishouden zou willen bevatten. Om deuren te openen die voor anderen gesloten blijven.
Hoe dit ethnografisch bevolkingsonderzoek er uit zou moeten zien vermeldt de historie niet. De associatie met de tv die in de huiskamer kan kijken ligt voor de hand, de huidige kabelaansluitingen hebben daar al voorzieningen voor.
Hoe moeten we ons dààr nou weer aan zien te onttrekken?
Daarbij kun je je sowieso afvragen wat dit nog met televisietheorie te maken heeft.
Bovendien: in wiens belang is het dat er zo diep in het persoonlijk leven van het publiek gedoken wordt?

Ang doet nog wel braaf een hoofdstukje over publieksonderzoek als kontrole-instrument. Maar konkluderen dat het bestuderen van kijkersgedrag leidt tot Foucaultiaanse kontrole over gehoorzame lichamen wil ze niet. Je kunt mensen toch nooit dwingen om voor iedere kommercial evenveel aandacht op te brengen?
Ook de invoering van de 'people meter', een apparaatje dat meet wie er wanneer waar naar kijkt hoeft niet te leiden tot Big Brotheriaanse angsten. Deelname is immers vrijwillig?
Bovendien levert deze laatste methode nou net de erkenning van het feit dat het niet een apparaat was dat tv keek, maar mensen. Het is bepaald teleurstellend dat Ien Ang zich hier zo makkelijk vanaf probeert te maken, terwijl de Jacht op Kijkers toch alles te maken heeft met de Macht over Kijkers.

Paradoxaal genoeg bieden juist de nieuwe technologische vindingen, afstandbediening, de video en het vermenigvuldigend aantal kanalen de kijker veel meer mogelijkheden mentaal of fysiek niet aanwezig te zijn. Doordat de televisie-industrie het kijken aantrekkelijker wou maken, is ze de kontrole over de aktiviteiten van het publiek kwijtgeraakt. Desondanks blijft het officiële kijkersonderzoek nog steeds uitgaan van de mythe van het tv-kijken als heilig sociaal gebeuren. Terwijl de kijkers zich met veel moeite ontworsteld hebben aan de terreur van koffie bij het 8-uur Journaal, door lekker een half uur eerder naar het RTL-4 nieuws te kijken, zonder tv de krant te lezen of met de tv die de toch al de hele dag aanstond het gras te maaien, wil ook Ien Ang ons op de sofa om via een diepte-analyse dat laatste beetje liefde in kaart te brengen wat er ongetwijfeld toe zal leiden dat de relatie met het medium definitief zal eindigen.

Konsekwent doorgedacht leidt deze gedachtegang tot de konklusie dat het publiek niet bestaat. Empirisch gezien is het publiek als ongeproblematiseerde kategorie immers niet meer en niet minder dan de som van alle individuen die voor de tv zitten. Zo ver durft Ien Ang helaas niet te gaan. Ze voert het "naïeve epistemologisch realisme" van Martin Aller op die voorstelt het konsept 'publiek' in zijn geheel de deur uit te doen -het neemt geen reële ruimte in, alleen maar posities binnen een analytisch discours- om deze claim vervolgens af te doen als idealistisch en ahystorisch.
Vervolgens roept ze uit dat de televisie instituten juist moeten blijven geloven dat er een te veroveren publiek bestaat (uitroep- teken).
Waarmee meteen duidelijk is aan welke kant ze tegenwoordig staat. Vanuit nieuwsgierigheid naar de manier waarop er aan de produktiezijde met publiek wordt omgegaan, is Ien Ang de echte wereld van de TV-bonzen binnengestapt. Ze identificeert zich verregaand met het wanhopige zoeken naar publiek en doet in Desperately Seeking aanbevelingen voor verbeterde vormen van kijk- en luisteronderzoek. Haar ideeën, geheel in stijl versierd met de predikaten nieuw, anders en revolutionair, blijken bij nadere beschouwing niet alleen anachronistisch, lineair en konformistisch, op het gebied van privacy zelfs bedreigend en diciplinerend.

Onderzoek naar kijkplezier moet nooit en te nimmer verward worden met de wereld van kijkcijfermethoden & -technieken. De posities vanwaaruit gekeken wordt zijn fundamenteel anders, de belangen zijn zelfs radikaal tegengesteld. Met het aanbieden van haar op zich originele idee‰n als oplossing voor een beheerskrisis bij de televisie, is Ien Ang in een val getrapt en wordt mijn onvervreemdbaar eigenste kijkplezier uitgeleverd aan de autoriteiten. Waar is de voorvechtster voor het recht op autonome lol gebleven?
Als je dan toch de produktiezijde wilt bestuderen, onderzoek dan hoe en waarom de Roemeense revolutie ons als soap gepresenteerd werd. En waarom daarna het leed in de Golfoorlog geen gezicht kreeg.
Ien Ang moet maar weer eens een tijdje lekker veel t.v. gaan kijken. Maar pas op, ik hoorde vorige week dat Nijmeegs onderzoek had uitgewezen dat 80% van de mensen in slaap valt voor de buis...

Ien Ang, Desperatly Seeking the Audience.
1991 Routledge, London and New York
ISBN 0 415 05269 6
204 p.
prijs f 40,35


Evel