De Tragiek van een Geheime Dienst wordt vervolgd

Verslag van het Proces tegen uitgeverij Ravijn

Gepubliceerd in NN, november 1990


Een week na de verschijning van het boekje "De Tragiek van een Geheime Dienst" werden er eindelijk gerechtelijke stappen ondernomen. Na dagenlange vergaderingen tussen politie, justitie en vermoedelijk ook BVD waren ze er uit: geen strafrechtelijke vervolging van de makers, geen verbod van het boek, maar een civielrechtelijke procedure tegen de verspreiders, uitgeverij Ravijn uit Amsterdam.

Vrijdag laat in de middag kregen wij en een aantal Nijmeegse panden en groepen een dagvaarding om maandagochtend om 10 uur te verschijnen voor de Rechtbank in Arnhem. (Zegt de deurwaarder: "Prettig weekend, verder!"). Zes van de PID-ers hadden een kort geding aangespannen om verdere aantasting van hun privacy te voorkomen en eisten onmiddellijke stopzetting van de verspreiding en het terughalen van de boeken op straffe van een dwangsom van 5000,- per dag.
Maandagochtend al heel vroeg begon de losse verkoop van de Tragiek van een geheime dienst in de hal van het gerechtsgebouw en na aanvang van het proces ging dat binnen gewoon door. De enorme zaal was maar net groot genoeg om al het publiek te kunnen bergen, de stemming was vrolijk en gezellig, ondanks of juist dankzij de 4 gleufhoeden met regenjassen en zonnebrillen die vanuit een hoek alles nauwlettend in de gaten hielden.

De Nijmeegse groepen, boekhandel de Oude mol, kafé de Bijstand, de Grote Broek en AMOK, waren gedagvaard omdat ze een kopie van de omslag van het boek hadden hangen met daarop de tekst: "Hier te koop". Terwijl de advokaat van de eisers dit overlegde als bewijsmateriaal, kreeg de rechter van Ravijn een exemplaar van de kaft in kleur, veel mooier immers. Toen hij die zat te bekijken, riep hij zichtbaar geschrokken uit: "'Tweede Druk' staat erop!" en fluisterde naar de griffier: "Dat hebben ze zeker dit weekend gedaan".
Tegen de verwachting in verliep het proces heel relaxed, de rechter nam er de tijd voor en was geïnteresseerd in alles wat we te vertellen hadden. Bakker Schut mocht zelfs beginnen met het voorlezen van de verklaring van uitgeverij Ravijn over de Tragiek. (Bij een kort geding mogen alleen de advokaten het woord voeren). Ravijn verdedigd hierin de uitgave van het boek, omdat de makers om begrijpelijke redenen anoniem moeten blijven. In de verklaring werd het belang van het verschijnen van de Tragiek en dit soort onderzoek naar de BVD nog eens op een rijtje gezet.
Kort samengevat: Er is veel openbaar geworden over de werkwijze van de PID, de ontmaskering van Joop Tiel is een direkt gevolg van dit speurwerk. Protest tegen de arrestatie van Peer. Parlementaire kontrole en politieke diskussie stelt niks voor en is 4 van de 5 keer het gevolg van onthullingen. Doorgeslagen infiltranten of gestolen dokumenten leveren veel meer informatie op dan debatten in de Tweede Kamer. De BVD wil het liefst alles weten, zie de brochure Regenjassendemokratie, dàt is pas aantasting privacy. Je kunt pas serieus diskussiëren over de BVD wanneer er openheid is over operationele gegevens. De PID in Nijmegen is voorlopig even gestopt. "Van mensen wienst beroep het is anderen te bespioneren, te begluren, te volgen, ongewenst te benaderen, post te lezen en telefoongesprekken af te luisteren, zou je niet verwachten dat ze zoveel waarde hechten aan privacy-bescherming. Hun woede komt op z'n zachtst gezegd schijnheilig over."

Onze advokaten, Pieter Bakker Schut en Tony Willenborg die hun hele weekend opgeofferd hadden aan de voorbereiding, leverden een prima betoog van bij elkaar een uur of twee. Bakker Schut deed de politieke kant en begon zijn verhaal met de bijzondere positie die Nijmegen inneemt, als trendsetter in het politie-, justitie- en inlichtingen-werk en in de kombinatie daarvan (met als voorbeeld de afschrikkende werking van artikel 140 voor het organiseren van akties en het grote aantal infiltratiepogingen).
Kennelijk was die voor een onderzoeksgroepje de aanleiding de geschiedenis daarvan eens nauwkeurig in kaart te brengen. Vervolgens liep Bakker Schut het hele boekje door, om te konstateren dat het grootste deel een gedegen algemeen achtergrond verhaal is over PID, CRI en CID, met hier en daar alvast een uitstapje naar Nijmegen.
Pikant detail daarbij is dat bij de geschiedenis van de PID-Nijmegen de bronnen en citaten overwegend uit de jaarverslagen van de politie zelf stammen. Pas in het tweede deel van het vierde hoofdstuk gaat het over de werkwijze van de PID-Nijmegen en dit hoofdstuk besluit, volgens Bakker Schut "logischerwijze" op 20 pagina's met een overzicht van de samenstelling van de PID-Nijmgen. Uitsluitend tegen deze twintig pagina's, en dan met name tegen de foto's daarin, zijn de bezwaren van eisers gericht." In de laatste hoofdstukken staan het relaas van Joop Tiel, een recente benaderingenlijst, de gebruikte afkortingen en een literatuuroverzicht.

Vervolgens ging de advocaat in op een deel van het ten laste gelegde, waarbij Ravijn werd gelijkgesteld met de makers van de Tragiek en wij ervan worden beschuldigd "de vruchten te plukken van het onrechtig schaduwen en fotograferen van de PID". Bakker Schut maakte duidelijk dat afgezien van het feit dat het volgen niet strafbaar is, Ravijn geen cent verdient aan het verspreiden van de Tragiek. "De enige mogelijke 'winst' is een bijdrage aan de openbaarheid over de Nijmeegse BVD. Het profiteren van die winst is een publieke zaak en niet een zaak van Ravijn en/of van de auteur(s) van dit boek."
Uit een arrest van de Hoge Raad blijkt dat de politie een niet- verdachte mocht schaduwen, zolang dit in het openbaar gebeurt levert het geen inbreuk op de privacy. Een politie-agent moet een wettelijke basis hebben voor bevoegdheden, terwijl voor de burger geldt: alles mag wat niet verboden is. Afgezien van het feit dat dit een volstrekt verwerpelijk arrest is, kunnen wij hiermee ons voordeel doen: want zeker mogen dan burgers burgers -in dit geval geheimagenten- schaduwen.
Omdat dit de crux was van het betoog, en niemand het mooier kan formuleren dan Bakker Schut-zelf, hier een wat langer citaat (hoewel de voordracht dan nog ontbreekt):
"Blijft over: de bweerdelijke inbreuk op de privacy van eisers door het openbaarmaken van hun foto's en door het vermelden van persoonlijke gegevens, waarvan eisers nog stellen dat die vermelding 'volstrekt onnodig' zou zijn.
Mijn eerste reaktie na lezing van deze grondslag was: hier skoren eisers wellicht een punt. Na enige reflektie realiseerde ik mij dat eisers hier proberen een geniale omkeertruc toe te passen.
Eisers stellen niet dat de persoonlijke gegevens onjuist of tendentieus zouden zijn. Evenmin beweren zij dat hun foto's en de gegevens in een onjuiste, tendentieuze of smakeloze kontekst zouden zijn gebruikt. Ook op de verdere inhoud van het boekje hebben zij niets op of aan te merken. Hun enige bezwaar is derhalve, dat hun foto en enige persoonlijke gegevens in dit boek bekend worden gemaakt, derhalve dat hun persoonlijke identiteit wordt verbonden met hun identiteit van geheime-dienstfunktionaris. Om deze identiciteit van persoon en funktionaris gaat het hier. Zij willen 'als persoon' niet herkenbaar zijn omdat daardoor hun 'maatschappelijk funktioneren' wellicht problematisch wordt. Hun hier bedoelde privacy, die beweerdelijk wodt aangetast, is dus onderdeel van één van de voorwaarden waaronder zij maatschappelijk moeten funktioneren, namelijk volstrekte anonimiteit. Dàt aspekt van hun beweerdelijke privacy wordt echter niet door art. 8 Europees Verdrag beschermd.

Iedere geheim agent loopt het risiko dat hij als geheim agent wordt ontmaskerd; dat is inherent aan zijn maatschappelijke funktie. Het is natuurlijk jammer voor de persoon in kwestie dat hij is 'afgebrand', zoals dat in het jargon heet, maar de overheid moet maar een nieuwe funktie voor hem zoeken. (Zegt de rechter lachend: "Daar zal het wel op neerkomen in dit geval, ja").
Hij kan die ontmaskering 'als publieke funktionaris' echter niet proberen tegen te houden door zich te beroepen op privacy- bescherming. Dat is etiketten-schwindel, dat is in ieder geval oneigenlijk gebruik van grondrechten."

Ter illustratie hiervan gaf Bakker Schut een aantal voorbeelden uit de Tragiek waaruit blijkt dat voor de PID-ers zelf het onderscheid tussen privé en werk redelijk zoek is: het volgen met eigen auto's, bijvoorbeeld vanaf het huisadres, het wonen tegenover de Grote Broek, dus op de observatiepost, vakbondslidmaatschap van PID-ers, optreden in cabaretgroep door de PID-chef, bezocht door PID-ers en minstens één informant.
Met als fantastische uitsmijter de vraag waarom de politie de rest van de inhoud van de Tagiek niet betwist. Omdat ze zich dan namelijk zouden moeten verantwoorden over de nogal zware aantijgingen die worden geuit in het boekje, met name aan PID-chef Oolbeckink die wordt beschuldigd van chantage, manipulatie tot en met provokatie en aanzetten tot gewelddadige akties. De beschuldigingen worden waargemaakt in het boekje, maar niet aangevochten door de Nijmeegse politie, blijkbaar durven ze dat niet aan.

Tonny Willenborg toetste de aanklacht aan de jurisprudentie over portretrecht. Voor wat betreft de 18 genoemde foto's voerde zij aan dat maar op 7 foto's mensen als zodanig herkenbaar waren. De foto uit de Gelderlander, mocht worden overgenomen omdat het hier een wetenschappelijke verhandeling betreft. Uit de jurisprudentie blijkt dat herhaaldelijk de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer moest wijken voor de met het bij publikatie beoogde en te dienen belang. Probleem is dat het daarbij meestal gaat om de persoonlijke levenssfeer als zodanig. "De portretten van de BVD- agenten zijn gemaakt in het kader van de uitoefening van hun funktie, in het openbaar, en soms zelfs in uniform. Publikatie van deze portretten vond plaats in het kader van een onderzoek naar de beroepsuitoefening van de betrokken BVD-agenten. In deze situatie is de persoonlijke levenssfeer niet in het geding. De enkele wens van eisers om hun beroepsmatig optreden in het openbaar, gewoon op straat, geheim te willen houden, geeft eisers geen recht op geheimhouding van deze aktiviteiten.
Bovendien zijn de gegevens feitelijk juist, niet onnodig grievend of beledigend, evenmin tasten ze de eer en goeden naam van de BVD- agenten aan. Publikatie van deze summiere en zakelijke persoonsgegevens waarbij informatie over het privé-leven van echtgenotes, vrienden en vriendinnen of kennissen en kinderen uitdrukkelijk niet zijn gepubliceerd, aldus de auteurs in de verantwoording op pagina 6, was geboden en noodzakelijk voor het door de auteurs beoogde doel. Het ging immers in dit hoofdstuk om de ontmaskering van deze Nijmeegse BVD-agenten."
Een eventueel verspreidingsverbod zou volgens Tonny Willenborg getoetst moeten worden aan jurisprudentie op Europees nivo waarin gesteld wordt dat een verbod in overeenstemming is met de eis "necessary in a democratic society for the protection of the rights of others", er moet een zwaarwegend belang mee gediend zijn, het moet in verhouding staan tot wat er gebeurd is en het doel van de privacybescherming moet met de maatregel gediend zijn. De konklusie van de advokaten was dat er in ieder geval nooit een bezitsverbod op het boek bevolen kan worden (was geeist), dat een verspreidingsverbod disproportioneel is en bovendien inbreuk op de vrijheid van meningsuiting. Daarbij zijn de persoonsgegevens maar een zeer klein deel van het boek. De vordering tot terugname is bovendien praktisch onuitvoerbaar.

De advokaten van de groepen uit Nijmegen sloten zich aan bij het betoog uit Amsterdam en maakten zich er voor de rest een beetje van af. Boekhandel de Oude Mol (grootste afnemer van de Tragiek) stelde zich op het volstrekt liberale en nogal a-politieke standpunt dat het een boek was zoals ieder ander boek en dat ze moelijk alles vantevoren konden gaan lezen om dan zelf-censuur te gaan plegen. Pas als het boek verboden zou worden zouden ze stoppen met verkopen. AMOK zei dat niet zij maar het op hetzelfde adres gevestigde Anti-militaritisch Buro het boek had verkocht. De vereniging de Grote Broek liet verstek gaan omdat ze geen vereniging zijn (dan straks zeker een kriminele vereniging). Ze deelden wel een persverklaring uit waarin ze zich vierkant achter de uitgave van de Tragiek stelden.

De advokaat van de Gemeente Nijmegen had een volstrekt plichtmatig verhaal, zwaaide met wat jurisprudentie maar vergat aan te dringen op een snelle uitspraak vanwege vermeend spoedeisend belang. De rechter, die vaak een glimlach niet kon onderdrukken bij spitsvondigheden van de advokaten, besloot daarop pas vrijdag aanstaande uitspraak te doen, wat Ravijn de gelegenheid geeft er voor te zorgen dat ook de tweede druk tegen die tijd helemaal is uitverkocht.
En zo niet dan zijn er ongetwijfeld anderen die de verspreiding voort willen zetten.


Evel