Ons kenmerk EA20001U52823
Onderdeel directie Potitie/BJZ
Inlichtingen:
mr. M.J.M. van Zandvoort
T (070) 426 6916 F (070) 426 7441
Datum: 28 januari 2000
Aan:
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Onderwerp: handleiding informatie-inwinning openbare orde
Bij informatie-inwinning door de politie ten behoeve van de handhaving van de openbare orde blijkt in de praktijk
onduidelijkheid te bestaan of de gehanteerde toepassingsvormen van observatie en de inzet van een informant
passen binnen het bestaande wettelijke kader. Op deze materie zijn wij in onze brief van 5 oktober 1999
(kamerstukken 11199912000, 25 232, nr. 18) ingegaan, waarbij we tevens een handleiding voor de praktijk hebben
toegezegd.
Bijgaande handleiding is opgesteld samen met vertegenwoordigers van de onder de Raad van
Hoofdcommissarissen functionerende Advies Commissie Inlichtingen (ACI).
In de handleiding wordt ingegaan op methodieken van informatie-inwinning door de politie ten behoeve van de handhaving van de openbare orde en de daarbij te volgen procedures, om zo inzicht te geven in de toepasbaarheid van bepaalde methodieken van informatie-inwinning.
Gezien de gedegen voorbereiding en de genoemde inhoudelijke overeenstemming in het betrokken politieveld, kunnen de korpsen zich van de handleiding bedienen bij de inwinning van informatie ten behoeve van de handhaving van de openbare orde. Dit is in het bijzonder van belang met het oog op het EK2000. Op deze wijze kan de handleiding in de praktijk worden getoetst op haar bruikbaarheid.
De handleiding wordt bovendien ter toetsing bij het Korpsbeheerdersberaad en de Raad van Hoofdcommissarissen
uitgezet. Tevens is de handleiding aan het College van procureurs-generaal gezonden.
De reacties op de
handleiding, alsmede de eerste praktijkervaringen die aan de hand van de handleiding worden opgedaan, kunnen
aanleiding zijn om de handleiding op enkele punten aan te vullen.
Daarvan zullen wij u dan zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen.
De minister van Binnenlanse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Peper
De minister van Justitie
3.2. Observatie
De onderstaande toepassingsvermen van observatie in het publieke domein kunnen worden gebaseerd op artikel 2 van de Politiewet 1993 en passen dus binnen het wettelijke kader:
Ten aanzien van de tijdsduur van het op deze verschillende manieren observeren kan in algemene zin geen uitspraak worden gedaan. Het gaat bij observatie echter in het algemeen om observatie gedurende of kort voorafgaand aan het evenement of de gebeurtenis. Altijd dient de afweging te worden gemaakt of door de toegepaste (duur van de) methode, in combinatie met de plaats, een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven ontstaat. Zodra dit het geval is, is de privacy in het geding en mag de methode op die manier gedurende die periode niet worden toegepast. Het hangt dus van de concrete situatie af hoelang voorafgaand aan een evenement mag worden geobserveerd. De RID moet kunnen aantonen dat het redelijkerwijs noodzakelijk was gedurende de gebruikte tijdsduur te observeren. Zolang geen sprake is van stelselmatigheid (er wordt niet een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven verkregen), is de in een concrete situatie toegepaste methode in overeenstemming met grondwettelijke en verdragsrechtelijke waarborgen.
3.3. Internet
Gebruik van Internet als open bron, door op de gebruikelijke wijze mee te doen aan chatboxen of nieuwsgroepen die voor iedereen vrij toegankelijk zijn, is toegestaan.
3.4. Telefoontap
In het kader van de openbare orde kunnen telefoons niet worden getapt. Daar is geen wettelijke grondslag voor; artikel 2 van de Politiewet 1993 biedt hiervoor niet de basis die de Grondwet expliciet vereist voor inbreuken op het telefoongeheim. Indien het tappen van telefoons wordt overwogen, dient dit te worden geëffectueerd via de strafvorderlijke weg. Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat het evenmin is toegestaan om gegevens met betrekking tot telecommunicatie in het kader van de openbare orde op te vragen. Dit betreft niet het opvragen van de NAW-gegevens.
Algemeen
De informatie die in het kader van de handhaving van de openbare orde wordt verzameld, wordt opgeslagen in een
register "openbare-ordehandhaving". In een openbare-orderegister worden geen strafrechtelijke gegevens
opgenomen. Het is van groot belang dat een registratie van informanten - met signalering van onbetrouwbaar
gebleken informanten - daar deel van uitmaakt.
In bepaalde gevallen kan de aanleg van een tijdelijk register worden overwogen, waarvan het specifieke doel duidelijk
wordt omschreven.
Dergelijke - permanente of tijdelijke - registraties zijn politieregisters als bedoeld in de Wet politieregisters.
Een permanente registratie kan, naast regionaal, ook landelijk worden samengesteld en bijgehouden. De Raad van
Hoofdcommissarissen onderzoekt op welke wijze aan een landelijke registratie gestalte kan worden gegeven, waarbij
tevens een voorstel wordt gedaan met betrekking tot het beheer van de registratie.
Opslag
Bij een register voor de handhaving van de openbare orde zal het aanknopingspunt voor de op te nemen categorieën van persoonsgegevens zijn de mate waarin en de redenen waarom betrokkenen in verband kunnen worden gebracht met (toekomstige) verstoringen van de openbare orde. Van belang is dat gelet op de doelstelling van het register categorieën als "verdachte van" of "mogelijk verdachte van" worden vermeden; dat hoort nl. thuis in registers die zijn aangelegd voor de uitvoering van de justitiële politietaak.
De bewaartermijn voor de gegevens in een permanent of tijdelijk openbare-orderegister is in beginsel gerelateerd aan het doel van het register. In een reglement wordt de bewaartermijn opgenomen.
Samenvoeging van (alle of een deel van de) gegevens uit een tijdelijk register met gegevens uit een ander tijdelijk register is mogelijk, indien het doel van beide registers overeenkomsten vertoont. De Registratiekamer wordt op de hoogte gesteld van samenvoeging van tijdelijke registers. Samenvoeging van gegevens uit een tijdelijk register met gegevens uit een permanent register is niet mogelijk.
Verstrekking
Voor politieregisters geldt een gesloten verstrekkingenregime: verstrekking van gegevens uit de registratie vindt in
beginsel alleen plaats aan politieambtenaren en enkele met name in de Wet politieregisters genoemde personen en
instanties. Op verzoek worden ook gegevens verstrekt aan het OM en de burgemeester in het kader van de
handhaving van de openbare orde.
Verstrekking kan worden geweigerd, indien:
Bronbescherming in het strafrecht
Het weigeren van gegevens uit een openbare-orderegister te verstrekken, heeft in de meeste gevallen te maken met de wens de identiteit van de informant af te schermen. Dit laat onverlet dat aan het OM te allen tijde op zijn verzoek gegevens moeten worden verstrekt. Het verdient aanbeveling om met betrekking tot strafrechtelijk relevante gegevens, verkregen in het kader van de uitvoering van de politietaak ter handhaving van de openbare orde, zo snel mogelijk in overleg te treden met het korps c.q. het OM. Daarmee kunnen ook eventuele problemen met betrekking tot de afscherming van de identiteit van de voor deze gegevens verantwoordelijke runner of informant worden voorkomen. Een absolute garantie dat de identiteit van runner of informant niet openbaar wordt gemaak~ kan overigens in het algemeen niet worden gegeven.
Bronbescherming in het bestuursrecht
Beroepsprocedures tegen besluiten van de burgemeester ter handhaving van de openbare orde, zoals bij voorbeeld noodbevelen of een besluit tot bestuurlijke ophouding, worden beheerst door de Algemene wet bestuursrecht.
Met betrekking tot het gebruik van informatie afkomstig van gesprekscontacten en informanten in bestuursrechtelijke procedures is in de (bestuursrechtelijke) jurisprudentie aánvaard dat de bron van de informatie wordt geanonimiseerd, zolang het geen anonieme tips betreft. Dd bron moet derhalve bekend zijn, zodat de informatie naspeurbaar is. Niet vereist is dat de identiteit van de bron ook ten overstaan van derden wordt bekendgemaakt. De informatie kan door de rechter worden nagetrokken, onder geheimhouding van de bron. Deze lijn kan tevens worden aangehouden tijdens de bezwaarschriftenfase.
Indien een derde verzoekt om inzage in gegevens, kan dat worden geweigerd op basis van de Wet persoonsregistraties, de Wet politieregisters, het Besluit politieregisters, of de Wet openbaarheid bestuur.
Informatie die is vergaard door middel van een inwinningsmethode die past binnen artikel 2 van de Politiewet 1993, en schriftelijk is vastgelegd door de desbetreffende politieambtenaar, is informatie die ten dienste van politie en justitie staat. Deze informatie kan derhalve worden geëxploiteerd tussen politie en justitie (openbaar ministerie). Indien dat aan de orde is, maakt een voor de RID verantwoordelijke chef - om de identiteit van de runner af te schermen - het proces-verbaal op.
De RID die de informatie heeft verzameld, verstrekt deze aan het korps of het openbaar ministerie van de plaats waar het strafbare feit is geconstateerd. Dit is ook het geval indien sprake is van een gemeentegrensoverschrijdende actie.
De informant die strafbare feiten heeft gepleegd, wordt in beginsel niet onbruikbaar als informant voor toekomstige gevallen. Hij wordt dus niet gewraakt als informant.