3.2. Observatie

De onderstaande toepassingsvermen van observatie in het publieke domein kunnen worden gebaseerd op artikel 2 van de Politiewet 1993 en passen dus binnen het wettelijke kader:

Ten aanzien van de tijdsduur van het op deze verschillende manieren observeren kan in algemene zin geen uitspraak worden gedaan. Het gaat bij observatie echter in het algemeen om observatie gedurende of kort voorafgaand aan het evenement of de gebeurtenis. Altijd dient de afweging te worden gemaakt of door de toegepaste (duur van de) methode, in combinatie met de plaats, een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven ontstaat. Zodra dit het geval is, is de privacy in het geding en mag de methode op die manier gedurende die periode niet worden toegepast. Het hangt dus van de concrete situatie af hoelang voorafgaand aan een evenement mag worden geobserveerd. De RID moet kunnen aantonen dat het redelijkerwijs noodzakelijk was gedurende de gebruikte tijdsduur te observeren. Zolang geen sprake is van stelselmatigheid (er wordt niet een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven verkregen), is de in een concrete situatie toegepaste methode in overeenstemming met grondwettelijke en verdragsrechtelijke waarborgen.

3.3. Internet

Gebruik van Internet als open bron, door op de gebruikelijke wijze mee te doen aan chatboxen of nieuwsgroepen die voor iedereen vrij toegankelijk zijn, is toegestaan.

3.4. Telefoontap

In het kader van de openbare orde kunnen telefoons niet worden getapt. Daar is geen wettelijke grondslag voor; artikel 2 van de Politiewet 1993 biedt hiervoor niet de basis die de Grondwet expliciet vereist voor inbreuken op het telefoongeheim. Indien het tappen van telefoons wordt overwogen, dient dit te worden geëffectueerd via de strafvorderlijke weg. Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat het evenmin is toegestaan om gegevens met betrekking tot telecommunicatie in het kader van de openbare orde op te vragen. Dit betreft niet het opvragen van de NAW-gegevens.

4. Registratie, opslag, verstrekking en bronbescherming

Algemeen

De informatie die in het kader van de handhaving van de openbare orde wordt verzameld, wordt opgeslagen in een register "openbare-ordehandhaving". In een openbare-orderegister worden geen strafrechtelijke gegevens opgenomen. Het is van groot belang dat een registratie van informanten - met signalering van onbetrouwbaar gebleken informanten - daar deel van uitmaakt.
In bepaalde gevallen kan de aanleg van een tijdelijk register worden overwogen, waarvan het specifieke doel duidelijk wordt omschreven.
Dergelijke - permanente of tijdelijke - registraties zijn politieregisters als bedoeld in de Wet politieregisters.
Een permanente registratie kan, naast regionaal, ook landelijk worden samengesteld en bijgehouden. De Raad van Hoofdcommissarissen onderzoekt op welke wijze aan een landelijke registratie gestalte kan worden gegeven, waarbij tevens een voorstel wordt gedaan met betrekking tot het beheer van de registratie.

Opslag

Bij een register voor de handhaving van de openbare orde zal het aanknopingspunt voor de op te nemen categorieën van persoonsgegevens zijn de mate waarin en de redenen waarom betrokkenen in verband kunnen worden gebracht met (toekomstige) verstoringen van de openbare orde. Van belang is dat gelet op de doelstelling van het register categorieën als "verdachte van" of "mogelijk verdachte van" worden vermeden; dat hoort nl. thuis in registers die zijn aangelegd voor de uitvoering van de justitiële politietaak.

De bewaartermijn voor de gegevens in een permanent of tijdelijk openbare-orderegister is in beginsel gerelateerd aan het doel van het register. In een reglement wordt de bewaartermijn opgenomen.

Samenvoeging van (alle of een deel van de) gegevens uit een tijdelijk register met gegevens uit een ander tijdelijk register is mogelijk, indien het doel van beide registers overeenkomsten vertoont. De Registratiekamer wordt op de hoogte gesteld van samenvoeging van tijdelijke registers. Samenvoeging van gegevens uit een tijdelijk register met gegevens uit een permanent register is niet mogelijk.

Verstrekking

Voor politieregisters geldt een gesloten verstrekkingenregime: verstrekking van gegevens uit de registratie vindt in beginsel alleen plaats aan politieambtenaren en enkele met name in de Wet politieregisters genoemde personen en instanties. Op verzoek worden ook gegevens verstrekt aan het OM en de burgemeester in het kader van de handhaving van de openbare orde.
Verstrekking kan worden geweigerd, indien:

Hiermee wordt een hoge mate van bescherming tegen bekendmaking van de identiteit van informanten geboden.
Door de opstelling van modelreglementen voor de openbare-orderegisters kan in de opslag en verwerking harmonisatie worden bereikt.

Bronbescherming in het strafrecht

Het weigeren van gegevens uit een openbare-orderegister te verstrekken, heeft in de meeste gevallen te maken met de wens de identiteit van de informant af te schermen. Dit laat onverlet dat aan het OM te allen tijde op zijn verzoek gegevens moeten worden verstrekt. Het verdient aanbeveling om met betrekking tot strafrechtelijk relevante gegevens, verkregen in het kader van de uitvoering van de politietaak ter handhaving van de openbare orde, zo snel mogelijk in overleg te treden met het korps c.q. het OM. Daarmee kunnen ook eventuele problemen met betrekking tot de afscherming van de identiteit van de voor deze gegevens verantwoordelijke runner of informant worden voorkomen. Een absolute garantie dat de identiteit van runner of informant niet openbaar wordt gemaak~ kan overigens in het algemeen niet worden gegeven.

Bronbescherming in het bestuursrecht

Beroepsprocedures tegen besluiten van de burgemeester ter handhaving van de openbare orde, zoals bij voorbeeld noodbevelen of een besluit tot bestuurlijke ophouding, worden beheerst door de Algemene wet bestuursrecht.

Met betrekking tot het gebruik van informatie afkomstig van gesprekscontacten en informanten in bestuursrechtelijke procedures is in de (bestuursrechtelijke) jurisprudentie aánvaard dat de bron van de informatie wordt geanonimiseerd, zolang het geen anonieme tips betreft. Dd bron moet derhalve bekend zijn, zodat de informatie naspeurbaar is. Niet vereist is dat de identiteit van de bron ook ten overstaan van derden wordt bekendgemaakt. De informatie kan door de rechter worden nagetrokken, onder geheimhouding van de bron. Deze lijn kan tevens worden aangehouden tijdens de bezwaarschriftenfase.

Indien een derde verzoekt om inzage in gegevens, kan dat worden geweigerd op basis van de Wet persoonsregistraties, de Wet politieregisters, het Besluit politieregisters, of de Wet openbaarheid bestuur.

5. Exploitatie van informatie uit openbare-orderegistraties

De gegevens die in het kader van de openbare-ordehandhaving worden verzameld, kunnen tevens van belang zijn voor de handhaving van het strafrecht. Niet zelden zal immers openbare-ordeinformatie gegevens opleveren over - gepleegde of dreigende - strafbare feiten.

Informatie die is vergaard door middel van een inwinningsmethode die past binnen artikel 2 van de Politiewet 1993, en schriftelijk is vastgelegd door de desbetreffende politieambtenaar, is informatie die ten dienste van politie en justitie staat. Deze informatie kan derhalve worden geëxploiteerd tussen politie en justitie (openbaar ministerie). Indien dat aan de orde is, maakt een voor de RID verantwoordelijke chef - om de identiteit van de runner af te schermen - het proces-verbaal op.

De RID die de informatie heeft verzameld, verstrekt deze aan het korps of het openbaar ministerie van de plaats waar het strafbare feit is geconstateerd. Dit is ook het geval indien sprake is van een gemeentegrensoverschrijdende actie.

6. Informant en strafbare feiten

Indien een informant tijdens zijn werkzaamheden voor de politie een strafbaar feit pleegt, is en blijft hij daarvoor strafrechtelijk verantwoordelijk. De beslissing hem in te zetten, omvat nooit een machtiging tot het plegen van strafbare feiten. De beslissing vormt geen strafuitsluitingsgrond.

De informant die strafbare feiten heeft gepleegd, wordt in beginsel niet onbruikbaar als informant voor toekomstige gevallen. Hij wordt dus niet gewraakt als informant.

7. Buitenlandse RID-en; inzet buitenlandse informanten

Informatie die door buitenlandse inlichtingendiensten wordt aangeleverd en betrekking heeft op de openbare orde, kunnen in Nederland worden opgeslagen in een politieregister. In de meeste gevallen zal het gaan om informatie die door het buitenland wordt aangeleverd met het oog op een specifiek evenement waarbij veel mensen uit het buitenland aanwezig zullen zijn (bijvoorbeeld een grote sportgebeurtenis of conferentie). De uit het buitenland afkomstige informatie zal dan in een tijdelijk register worden opgeslagen.

Het is mogelijk dat uit het buitenland afkomstige personen in Nederland als informant worden ingezet. Het is daarbij niet noodzakelijk dat de begeleiding geschiedt of wordt overgenomen door een Nederlandse runner. Bij het runnen van buitenlandse informanten in Nederland door een medewerker van een buitenlandse RID, wordt altijd gezorgd voor een liaisonkoppeling tussen de buitenlandse runner en een Nederlandse runner. De buitenlandse informant blijft derhalve gerund door zijn buitenlandse runner, maar het runnen in Nederland wordt gecoördineerd door een koppeling van de buitenlandse runner met een Nederlandse functionaris.


Casus

De gemeente Herwegsel ligt aan de IJzeren Rijn. Dit is een goederenspoorlijn die over Limburgs grondgebied loopt, vanaf België naar Duitsland. Het limburgse tracé loopt door een beschermd natuurgebied. Deze spoorlijn is al jaren buiten gebruik, maar onder druk van de Belgische en Duitse overheid is besloten om deze spoorlijn weer in ere te herstellen.

Inmiddels heeft deze materie landelijke aandacht gekregen en al een tijdje roert de landelijke milieubeweging zich. Deze organisatie bestaat uit veie honderden aanhangers die hebben bewezen het middel van gewelddadig activisme niet te schuwen.

De burgemeester van Herwegsel maakt zich zorgen over mogelijke acties die de openbare orde (kunnen) verstoren. Hij vraagt zich af of hij het regiokorps zal benaderen met de vraag zich over deze materie te buigen om hem zo de komende tijd van juiste en tijdige informatie te voorzien. Hij hoopt hiermee maatregelen te kunnen nemen ten einde mogelijk op handen zijnde ordeverstoringen tegen te gaan.

Nu deze burgemeester zich tot zijn regiokorps wendt, bedenkt hij zich dat hij toch ook wel last heeft van een gemeenteraadslid van de lokale politieke partij "Alles moet anders". Hij verzoekt tevens dit gemeenteraadslid aan een gedegen onderzoek te onderwerpen met als argumentatie dat het optreden van dit gemeenteraadslid voor onrust zorgt binnen de gemeente en in de beleving van de burgemeester kan leiden tot wanordelijkheden.

De RID van het korps waar ook Herwegsel onder valt, start een onderzoek. Tijdens dit onderzoek lukt het een persoon (Jan) aan te lopen die dicht tegen de belangrijkste actievoerder uit de milieubeweging aan zit. Het lukt om Jan als informant te rekruteren.

Al snel blijkt dat men met Jan de kip met de gouden eieren heeft binnengehaald. Eigenlijk is hij het helemaal niet eens met de actiemethoden waar men het binnen de beweging over heeft en hij is bereid een bijdrage te leveren. Wel wil hij voor de periode dat hij aan de RID informatie doorgeeft, een geldelijke beloning ontvangen. Deze beloning bestaat uit een aantal componenten. Een standaard toelage van fl. 100,- per week. Een onkostenvergoeding voor de kosten die hij moet maken om de diverse actievergaderingen bij te wonen. Daarnaast vindt hij dat hij een bonus verdient als specifieke informatie die hij doorgeeft, ertoe leidt dat ernstige ongeregeldheden worden voorkomen.

Jan maakt zich nog zorgen om de afscherming van zijn identiteit. Hij weet dat de actievoerders waar hij midden tussen zit, geweld niet schuwen. Zo weet hij dat men er geen problemen mee heeft om andersdenkenden te bedreigen of te mishandelen.

In de loop van de tijd wordt het duidelijk dat men een grote actie aan het voorbereiden is. Deze actie bestaat uit een paar onderdelen. Men zal zich gaan verschansen in een reeds geboorde tunnel die later ten behoeve van de spoorlijn in gebruik zal worden genomen. Om deze actie mogelijk te maken, zal men tegelijkertijd de rijksweg A47, die langs Herwegsel loopt, gaan bezetten.

Om de actie goed voor te bereiden, besluit men om een week voor de actie in Arrendarn een bijeenkomst te verzorgen voor de belangrijkste actievoerders uit Nederland. Helaas kan Jan in verband met privé-omstandigheden niet bij deze vergadering aanwezig zijn. Wel wist Jan nog te melden dat de aanwezigen tevens degenen zouden zijn die betrokken zouden zijn bij de komende acties.

Voor de RID van Herwegsel is het van het grootste belang te weten hoeveel mensen deze bijeenkomst bezoeken. Verder is men benieuwd of daar ook nog leden van het BBVA (Bomen en Bossen Voor Alles) komen, daar bekend is dat deze groep in staat is om met name bij milieuacties op grote schaal vernielingen aan te richten.

De RID Arrendam wordt benaderd met het verzoek een bijdrage te leveren. Bij het eerste onderzoek van deze RID blijkt dat het nagenoeg onmogelijk is om de plek van de bijeenkomst onder observatie te nemen, omdat het pakhuis betreft dat op een open terrein ligt. Wel blijkt het mogelijk het pakhuis door middel van een digitale videocamera onder observatie te nemen waardoor duidelijk zal worden hoeveel mensen deze bijeenkomst zuilen bezoeken en antwoord zal geven op de vraag of er nog leden van het BBVA aanwezig zullen zijn.

Het plaatsen van de apparatuur verloopt zonder problemen. De dag na de bijeenkomst wordt de apparatuur verwijderd en de opgenomen videobeelden worden bekeken. Het blijkt om een grote groep te gaan (ongeveer 250 personen) en er worden zeker 50 leden van het BBVA herkend.

Op de opgenomen beelden is echter ook te zien dat een prominent lid van het BBVA voor de deur van het pakhuis staat te overleggen met een andere bezoeker. Op de beelden is duidelijk te zien dat deze man een geweer uit een vuilniszak haalt en dit toont aan de andere man.

De man met het geweer wordt door een collega van de RID Arrendam herkend als Piet. Van Piet is bekend waar hij woont.

De gegevens met betrekking tot de aantallen worden doorgegeven aan de RID Herwegsel die daarop de burgemeester en de korpsleiding informeert. Aan de hand van de verkregen gegevens wordt bepaald welke inzet van politiezijde zal worden verzorgd op de dag van de actie.

Twee dagen voor de geplande actie meldt Jan zich weer. Hij heeft gehoord dat er die dag een geheime bijeenkomst van de leiders van de actie is. De RID van Herwegsel stuurt hem erheen en Jan moet uitzoeken wat de verdere bijzonderheden zijn van de actie en aan de weet komen waar en hoe laat men gaat verzamelen.

Jan meldt zich nog dezelfde avond bij de RI D en geeft door dat de blokkade van de snelweg een groot spektakel moet gaan worden. Verder weet hij te melden dat de actieleider's morgens vroeg op de dag van de actie op een geheime plaats de actievoerders van het BBVA gaat ophalen. Het precieze aantal van deze groep is hij niet aan de weet gekomen.

Tevens weet Jan dat de actievoerders van plan zijn na de blokkade op zoek willen gaan naar een locatie of evenement 'Waar nog wat te doen is". De plannen om dat te doen, worden tijdens de blokkade gemaakt. Daar zal ook verder worden "gerekruteerd" om zo veel mogelijk jongens zover te krijgen mee te gaan. Het is Jan niet bekend of dat een ludiek of een meer serieus karakter heeft. Verwacht wordt dat ruim 200 personen aan die happening later op de dag deelnemen. Gevuld met drank en vrijwel zeker verdovende middelen geeft zo'n groep een probleem waarop moet worden ingespeeld. In het verleden is bij voorbeeld sprake geweest van het plegen van vernielingen bij een asielzoekerscentrum.

Op dit moment wordt de afweging gemaakt om ofwel onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie de strafrechtelijke weg te bewandelen (er is immers een duidelijke verdenking van overtreding van de artikelen 46 jo. 162 en 140 van het Wetboek van Strafrecht), ofwel onder verantwoordelijkheid van de burgemeester het traject van de bestuurlijke informatie-inwinning te blijven volgen. In het strafrechtelijke traject kunnen verdergaande opsporingsmethoden worden ingezet ten aanzien van degenen die van de genoemde feiten worden verdacht. Het hangt van de concrete situatie af aan welk traject op enig moment de voorkeur wordt gegeven. Hierover vindt afstemming plaats in de driehoek. Gegeven de aard van de handleiding, wordt in deze casus gekozen voor het voortzetten van het bestuurlijke traject.

Het regiokorps besluit de actieleider onder observatie te nemen vanaf de avond voor de actiedag met het doel de ontmoetingsplaats aan de weet te komen en vast te stellen om hoeveel actievoerders het zal gaan en waarheen zij zich begeven. Daartoe wordt een observatieteam (OT) ingezet. Daar bekend is dat deze actieleider zeer scherp is, neemt het OT positie in op ruime afstand van de woning en voorziet men de auto van de actieleider van een baken.

Door de inzet van het OT bleek al snel om hoeveel actievoerders het ging en wat de exacte bestemming van de actie was.

Op de dag van de actie onderhouden de actievoerders door middel van GSM-telefoons contact met elkaar. Voor een belangrijk deel is de informatiepositie van de politie en het OT op dat moment afhankelijk van het GSM-verkeer.

De openbare orde is ernstig verstoord. De burgemeester overweegt de grote groep actievoerders bestuurlijk op te houden.

Tijdens de schermutselingen wordt een passant geraakt door een steen die uit de groep actievoerders wordt gegooid. De passant raakt ernstig gewond en er wordt blijvend letsel gevreesd. Bij het politieonderzoek dat volgt, wordt een getuige bekend die een goede omschrijving geeft van de verdachte die de steen heeft gegooid. Dit leidt echter niet tot het bekend worden van de identiteit van de verdachte.

Twee dagen na het treffen meldt Jan zich weer en die vertelt naast degene te hebben gestaan die de steen heeft gegooid. Jan kent deze verdachte bij naam en ook hij heeft gezien dat deze verdachte de steen gooide. Wel herinnert Jan de RID-collega er nog aan dat onder geen beding zijn identiteit bekend mag worden.

Tijdens een volgende ontmoeting vertelt Jan aan de RID-collega dat hij, om niet door de mand te vallen, heeft moeten meedoen met het ingooien van enkele ramen bij de plaatselijke bank. Jan begrijpt dat hij hiervoor aangehouden had kunnen worden en dat hij dan niet had kunnen rekenen op bescherming. Dat is echter niet gebeurd.

Inmiddels heeft ook een analist van de RID zich over deze materie gebogen. Hij maakt gebruik van de gegevens zoals die bekend zijn geworden in deze casus. Daarnaast verrijkt hij deze met gegevens uit het basis-processensysteem van de politie aangevuld met informatie uit allerlei open bronnen. Als gevolg hiervan ontstaat een min of meer volledig beeld van een aantal aspecten van het leven van een aantal direct betrokkenen.

Inmiddels is de goederenlijn in gebruik genomen en zijn er de laatste maanden geen problemen meer geweest.
De RID van Herwegsel gaat verder met andere zaken.....